Traag door oneindig laagland
Een wandelvakantie in Drenthe
Omdat er door de coronabesognes nog immer de nodige mitsen en maren kleven aan reizen naar het buitenland, heb ik een kamer in een viersterrenhotel in hartje Westerbork geboekt, alwaar ik door de aanwezigheid van een bubbelbad en het inbegrepen ontbijt en driegangendiner letterlijk respectievelijk figuurlijk kan baden in luxe. Onderhavig onderkomen vormt, bij gebrek aan openingstijden van het lokale Apple Museum en het dito Museum van Papierknipkunst, de uitvalsbasis voor het lopen van een zevental Trage Tochten in de directe omgeving. Dit zijn van bewegwijzering gespeende rondwandelingen, veeleer met een lengte van 15 tot 20 kilometer, die zijn behept met zogenoemde zandpadgarantie: verharde paden alsmede al te populaire gemarkeerde routes worden zoveel mogelijk gemeden, ten faveure van smalle, modderige dan wel onduidelijke kronkelsporen, eventueel aangevuld met een assortiment omgevallen en dientengevolge te beklauteren boomstammen.
Dag 1: Trage Tocht Spier
Zondag 11 april 2021
Een rit van een slordige anderhalf uur brengt me tot Natuurpoort Spier, een klinkende naam voor een zogeheten boslounge – in tijden van corona afgeschaald tot een afhaalkiosk van de koude grond – in combinatie met een royale parkeerplaats. Laatstgenoemde is reeds goed gevuld, aangezien het daadwerkelijke weer, te weten grijze luchten, bij tijd en wijle een flets zonnetje dan wel een treurige vlaag verdwaalde druppels en een ondermaatse kwikstand, geen schim is van het regen- en sneeuwarmageddon dat nog maar een halve week geleden de weersvooruitzichten domineerde.
Het betonplatenpad waarmee de tocht opent is nog het territorium van hondenbezitters en te grote gezinnen, maar algauw doet de zandpadgarantie opgeld en is het de karakteristieke Drentse rust wat de klok slaat. De wandeling doorheen het bosrijke noordelijke deel van het Nationaal Park Dwingelderveld ontpopt zich na de reeds gememoreerde moeizame start tot een topper in het genre: gemengd bos, heidevelden met om beurten jeneverbesstruiken en kloek bemeten vennen, bosrandpassages met boerenlandpanorama's en bescheiden geproportioneerde stroken productiebos wisselen elkaar speels af. Het geraas van het verkeer op de A28 geeft louter aan het begin en het einde van de dagmars acte de présence in het geluidsspectrum.
Halverwege de middag is de Natuurpoort herschapen in een eldorado voor de foutparkeerder. Ik begeef mij naar mijn verblijf, waar een deel van mijn vertrek – met als thema: golf; hoe toepasselijk in het coronatijdperk! – is ingericht als restaurant. Bestellingen dienen per WhatsApp te worden doorgegeven, waarna de verlangde dranken en spijzen per houten krat tot aan de kamerdeur worden bezorgd.
Het betonplatenpad waarmee de tocht opent is nog het territorium van hondenbezitters en te grote gezinnen, maar algauw doet de zandpadgarantie opgeld en is het de karakteristieke Drentse rust wat de klok slaat. De wandeling doorheen het bosrijke noordelijke deel van het Nationaal Park Dwingelderveld ontpopt zich na de reeds gememoreerde moeizame start tot een topper in het genre: gemengd bos, heidevelden met om beurten jeneverbesstruiken en kloek bemeten vennen, bosrandpassages met boerenlandpanorama's en bescheiden geproportioneerde stroken productiebos wisselen elkaar speels af. Het geraas van het verkeer op de A28 geeft louter aan het begin en het einde van de dagmars acte de présence in het geluidsspectrum.
Halverwege de middag is de Natuurpoort herschapen in een eldorado voor de foutparkeerder. Ik begeef mij naar mijn verblijf, waar een deel van mijn vertrek – met als thema: golf; hoe toepasselijk in het coronatijdperk! – is ingericht als restaurant. Bestellingen dienen per WhatsApp te worden doorgegeven, waarna de verlangde dranken en spijzen per houten krat tot aan de kamerdeur worden bezorgd.
Dag 2: Trage Tocht Schoonoord
Maandag 12 april 2021
Tot dusver is het voorjaar buitengewoon koud verlopen. Krap een week geleden nog werden M., D. en steller dezes gegeseld door poolwind, natte sneeuw en korrelhagel, en de meteorologische goegemeente belooft voor vandaag meer van hetzelfde. Een ramp van mythische proporties is dat echter niet: het met voornoemde elementen samenhangende weertype staat tevens garant voor diepblauwe luchten en spectaculaire wolkenformaties.
Na een gedegen ruitenkrabsessie en een rit parallel aan het Oranjekanaal parkeer ik mijn bolide bij het openluchtmuseum Ellert en Brammert te Schoonoord. In het hart van Drenthe wordt niet gefieldlabd en dus heb ik het maar te stellen met de cartooneske poppen bij de ingang van de twee bloeddorstige reuzen die volgens een plaatselijke sage vierhonderd jaar geleden het doorkruisen van het Ellertsveld tot een hachelijke onderneming maakten. Dat een handvol replica's van plaggenhutten aan mijn neus voorbijgaan is mede aan zorgminister Hugo de Jonge te wijten.
Vanuit het zichzelf aldus afficherende "reuze(n)dorp" wandel ik linea recta boswachterij Sleenerzand in en sla ik op de hoek van een vergraste gletsjerkuil een bosweg langs een bungalowpark in. Een resem liniaalrechte bulldozerwegen door productiebos en langs akkerlanden volgt. Het is wellicht niet het opzienbarendste wat Drenthe te bieden heeft, maar de rust en stilte missen hun weldadige uitwerking niet. De wolkenpartijen zijn daarentegen niet bepaald van de lucht; incidenteel ontsluiten de cumulonimbi zich weliswaar, maar het heilige moeten is ver te zoeken. Aan de rand van boswachterij Schoonloo rond ik de Meeuwenplassen, een uitgestrekt heidegebied met enkele pronte vennen. Een bont geschakeerde route door een houtwal, langs een tweetal kleinere vennetjes en door gemengd bos brengt me weer bij de zwaar bebaarde tronies van Ellert en Brammert.
Na een gedegen ruitenkrabsessie en een rit parallel aan het Oranjekanaal parkeer ik mijn bolide bij het openluchtmuseum Ellert en Brammert te Schoonoord. In het hart van Drenthe wordt niet gefieldlabd en dus heb ik het maar te stellen met de cartooneske poppen bij de ingang van de twee bloeddorstige reuzen die volgens een plaatselijke sage vierhonderd jaar geleden het doorkruisen van het Ellertsveld tot een hachelijke onderneming maakten. Dat een handvol replica's van plaggenhutten aan mijn neus voorbijgaan is mede aan zorgminister Hugo de Jonge te wijten.
Vanuit het zichzelf aldus afficherende "reuze(n)dorp" wandel ik linea recta boswachterij Sleenerzand in en sla ik op de hoek van een vergraste gletsjerkuil een bosweg langs een bungalowpark in. Een resem liniaalrechte bulldozerwegen door productiebos en langs akkerlanden volgt. Het is wellicht niet het opzienbarendste wat Drenthe te bieden heeft, maar de rust en stilte missen hun weldadige uitwerking niet. De wolkenpartijen zijn daarentegen niet bepaald van de lucht; incidenteel ontsluiten de cumulonimbi zich weliswaar, maar het heilige moeten is ver te zoeken. Aan de rand van boswachterij Schoonloo rond ik de Meeuwenplassen, een uitgestrekt heidegebied met enkele pronte vennen. Een bont geschakeerde route door een houtwal, langs een tweetal kleinere vennetjes en door gemengd bos brengt me weer bij de zwaar bebaarde tronies van Ellert en Brammert.
Dag 3: Trage Tocht Hooghalen
Dinsdag 13 april 2021
Het is zonnig en koud als ik mijn steentje bijdraag aan de Drentse verkeersveiligheid door het ijsvrij maken van mijn autoruiten, maar nog voor het middaguur wordt overgeschakeld op jantje-huilt-jantje-lachtweer, met de stilaan genoegzaam bekende ingrediënten.
Het is maar een kort ritje over buitengemeen smalle 80 km/u-wegen naar de parkeerplaats in het Heuvingerzand. Zwiggelte ligt op de route, een buurtschap dat een fraai ensemble rietgedekte boerderijen in huis heeft. De voettocht voert onmiddellijk een halfopen, gemengd bos in met een royale collectie heuveltjes die luttele meters boven het spreekwoordelijke maaiveld uitsteken. Pal voor een weide sla ik linksaf, en dan volgt een salvo onverharde weggetjes en verruigde grasbanen langs en door de bosrand waar het opperhoofd van Trage Tochten patent op lijkt te hebben.
Naast paden die de status van platgetreden nog moeten verdienen doen de Trage Tochten sporadisch een publiekstrekker aan, zij het met frisse tegenzin – uit de Trage Tocht Orvelte: "Tegelijk ervaren we Orvelte ook een beetje als een kitscherig openluchtmuseum met veel toeristenpoespas." Maar om het voormalige Kamp Westerbork en de naburige radiosterrenwacht kan vanzelfsprekend niemand heen. De "hemeloren" die in een keurige rij zijn opgesteld vormen een imposant veertiental. Ik neem uitgebreid de tijd om het kampareaal te verkennen. Centraal gelegen is een monument, bestaande uit 102.000 rode stenen, die symbool staan voor de evenzovele Joden en Roma die vanuit Nederland op transport werden gesteld en nooit meer levend terugkeerden. Hun namen worden dagelijks voorgelezen vanuit twee deels gereconstrueerde goederenwagens.
Ik pik de wandeling op bij de voormalige woning van de kampcommandant, een van de spaarzame originele gebouwen op het terrein. Brede bospaden wisselen stuivertje met de doorkruising van een paar even sublieme als vergraste heidegebieden. In het Hingsteveen staat het water in de vennen haast op gelijk niveau met de paden, waardoor het allerminst een koud kunstje is mijn schoenen droog te houden. Ter afsluiting van deze meeslepende wandeling is er een typisch Trage Tochten-paadje met talrijke hindernissen in de vorm van omgewaaide bomen, dat bovendien doodloopt op afzettingen met struiken en takken. Een kort doorsteekje door de bosschages brengt me weer op de gebaande paden.
De avondmaaltijden zijn zonder uitzondering voortreffelijk. Ik laat me de eetlust niet bederven door de coronapersconferentie; het perspectief op spoedige versoepelingen is andermaal vervaagd en het blijmoedige CDA-ponem van Hugo de Jonge komt me zoetjesaan hartgrondig de keel uit.
Het is maar een kort ritje over buitengemeen smalle 80 km/u-wegen naar de parkeerplaats in het Heuvingerzand. Zwiggelte ligt op de route, een buurtschap dat een fraai ensemble rietgedekte boerderijen in huis heeft. De voettocht voert onmiddellijk een halfopen, gemengd bos in met een royale collectie heuveltjes die luttele meters boven het spreekwoordelijke maaiveld uitsteken. Pal voor een weide sla ik linksaf, en dan volgt een salvo onverharde weggetjes en verruigde grasbanen langs en door de bosrand waar het opperhoofd van Trage Tochten patent op lijkt te hebben.
Naast paden die de status van platgetreden nog moeten verdienen doen de Trage Tochten sporadisch een publiekstrekker aan, zij het met frisse tegenzin – uit de Trage Tocht Orvelte: "Tegelijk ervaren we Orvelte ook een beetje als een kitscherig openluchtmuseum met veel toeristenpoespas." Maar om het voormalige Kamp Westerbork en de naburige radiosterrenwacht kan vanzelfsprekend niemand heen. De "hemeloren" die in een keurige rij zijn opgesteld vormen een imposant veertiental. Ik neem uitgebreid de tijd om het kampareaal te verkennen. Centraal gelegen is een monument, bestaande uit 102.000 rode stenen, die symbool staan voor de evenzovele Joden en Roma die vanuit Nederland op transport werden gesteld en nooit meer levend terugkeerden. Hun namen worden dagelijks voorgelezen vanuit twee deels gereconstrueerde goederenwagens.
Ik pik de wandeling op bij de voormalige woning van de kampcommandant, een van de spaarzame originele gebouwen op het terrein. Brede bospaden wisselen stuivertje met de doorkruising van een paar even sublieme als vergraste heidegebieden. In het Hingsteveen staat het water in de vennen haast op gelijk niveau met de paden, waardoor het allerminst een koud kunstje is mijn schoenen droog te houden. Ter afsluiting van deze meeslepende wandeling is er een typisch Trage Tochten-paadje met talrijke hindernissen in de vorm van omgewaaide bomen, dat bovendien doodloopt op afzettingen met struiken en takken. Een kort doorsteekje door de bosschages brengt me weer op de gebaande paden.
De avondmaaltijden zijn zonder uitzondering voortreffelijk. Ik laat me de eetlust niet bederven door de coronapersconferentie; het perspectief op spoedige versoepelingen is andermaal vervaagd en het blijmoedige CDA-ponem van Hugo de Jonge komt me zoetjesaan hartgrondig de keel uit.
Dag 4: Trage Tocht Gasteren
Woensdag 14 april 2021
Vandaag waag ik me op meer dan een steenworp afstand van mijn standplaats, te weten tot in het Nationaal Park Drentsche Aa, in het noorden van de provincie van Bartje, Jan Vayne en Jannes. Het landschap in dit gebied is in 2005, ex aequo met het Zuid-Limburgse Geuldal, verkozen tot het mooiste van Nederland, dus mijn verwachtingen zijn navenant. De Drentsche Aa is de facto een complexe waaier van beken en stroompjes, die alle een eigen naam hebben – allicht op de Drentsche Aa zelf na, die curieuzerwijs in Groningen ligt.
Mijn uitgangspunt is de pannenkoekenboerderij in Gasteren, een schoolvoorbeeld van een esdorp zoals die in onderhavige streek menigvuldig bestaan. Langs de beklinkerde Brink liggen enkele fraaie Saksische boerderijen. Als ik de bebouwde kom uit ben, betreed ik onverwijld het beekdal van het Gastersche Diep, dat even verderop Oudemolensche Diep heet. De beek kronkelt hier dat het een aard heeft; de houtwal aan mijn linkerhand biedt er her en der doorkijkjes op. Zoals de afgelopen periode op dagdagelijkse basis het geval is geweest, moet ook hedenochtend de zon steeds meer terrein prijsgeven aan opbollende bloemkoolwolken; het verhoogt niet alleen de kans op kekke kiekjes, maar ook die op winterse neerslag. Nog voor het verlaten van het beekdal zijn de eerste korrels hagel een feit.
De route doet enkele fraaie heidevelden aan; zoals de naam doet vermoeden, hebben de Gasterse Duinen een heuvelachtige inborst. Een handvol stuifzandgebiedjes en mijn debuuthunebed in Drenthe (deze grafmonumenten liep ik al tegen het lijf langs de Eifelsteig en op Rügen) vervolmaken het beeld.
Een nieuw beekdal komt op mijn pad, namelijk dat van het zogeheten Anlooërdiepje. Het stroompje blijft consequent uit mijn blikveld, maar de vergezichten vanaf het modderige pad op de kleinschalige en zelfs licht glooiende velden, die door houtwallen van elkaar worden gescheiden, vergoeden veel, zo niet alles. Via smalle paadjes en een trio van loopplanken steek ik het Anlooërdiepje ten slotte over. Langs de randen van een bos ter grootte van een postzegel bereik ik Gasteren.
Mijn uitgangspunt is de pannenkoekenboerderij in Gasteren, een schoolvoorbeeld van een esdorp zoals die in onderhavige streek menigvuldig bestaan. Langs de beklinkerde Brink liggen enkele fraaie Saksische boerderijen. Als ik de bebouwde kom uit ben, betreed ik onverwijld het beekdal van het Gastersche Diep, dat even verderop Oudemolensche Diep heet. De beek kronkelt hier dat het een aard heeft; de houtwal aan mijn linkerhand biedt er her en der doorkijkjes op. Zoals de afgelopen periode op dagdagelijkse basis het geval is geweest, moet ook hedenochtend de zon steeds meer terrein prijsgeven aan opbollende bloemkoolwolken; het verhoogt niet alleen de kans op kekke kiekjes, maar ook die op winterse neerslag. Nog voor het verlaten van het beekdal zijn de eerste korrels hagel een feit.
De route doet enkele fraaie heidevelden aan; zoals de naam doet vermoeden, hebben de Gasterse Duinen een heuvelachtige inborst. Een handvol stuifzandgebiedjes en mijn debuuthunebed in Drenthe (deze grafmonumenten liep ik al tegen het lijf langs de Eifelsteig en op Rügen) vervolmaken het beeld.
Een nieuw beekdal komt op mijn pad, namelijk dat van het zogeheten Anlooërdiepje. Het stroompje blijft consequent uit mijn blikveld, maar de vergezichten vanaf het modderige pad op de kleinschalige en zelfs licht glooiende velden, die door houtwallen van elkaar worden gescheiden, vergoeden veel, zo niet alles. Via smalle paadjes en een trio van loopplanken steek ik het Anlooërdiepje ten slotte over. Langs de randen van een bos ter grootte van een postzegel bereik ik Gasteren.
Dag 5: Trage Tocht Schoonloo 2
Donderdag 15 april 2021
Op het spreekwoordelijke programma staat een, naar aan het licht zal komen, meesterlijke wandeling vanuit Schoonloo, maar eerst moet gebeuren wat gebeuren moet: een kijkje nemen in Orvelte. Ik laat het ontbijt zo vroeg mogelijk aanrukken, opdat ik de hordes dagjesmensen in het zichzelf zo presenterende monumentendorp voor kan zijn, en op de parkeerplaats zie je de busladingen schoolkinderen en vaste klanten van Peter Langhout moeiteloos voor je. Normaliter staat een bezoek aan dit schoolvoorbeeld van net iets te ver doorgevoerde restauratiewerkzaamheden dan ook garant voor een totaalbeleving: er is een museum ter ere van de striptekenaar Jan Kruis, er rijdt een paardentram, er zijn uitspanningen en terrasjes, er is een souvenirwinkel, er zijn demonstraties van oude ambachten en je kunt je er verkleed als Schoonebeeker heideschaap op de gevoelige plaat vast laten leggen. Maar ik kwam voor de kat z'n viool zo vroeg uit de veren: er is werkelijk niets te doen – een jongen van de plantsoenendienst vraagt of ik voor de reclassering kom – en waar je je hier in het pre-coronatijdperk meestentijds in Calcutta waande, heb ik de minutieus beklinkerde straatjes nu helemaal voor mezelf alleen. In een kwartiertje ben ik klaar met Orvelte en nadat ik in een bosje een plas heb gedaan – niet heel kies, maar wel heel Calcutta – rijd ik door naar Schoonloo.
De eerste paar kilometers leiden door Cubyland, ofwel in het dagelijkse taalgebruik: boswachterij Grolloo. Elk moment verwacht ik Johan Derksen met zijn labradoedel en geurspoor van sigarenrook tegen te komen, maar het rijkbesnorde geweten van een bepaalde Nederlandse groepering houdt zich vermoedelijk schuil in zijn gedateerdebluesgrot. Na het oversteken van de provinciale weg betreed ik boswachterij Schoonloo en ik bewandel na wat vijven en zessen een verruigd pad met rommelig bos aan mijn rechterhand en aan mijn linkerhand een houtwal met knoestige bomen en daarachter het even fraaie als vochtige beekdal van de Elperstroom. Ik geniet van de intense rust en de zon blaast ook haar partijtje mee.
Ik volg geruime tijd een karrenspoor tussen de velden en via een rustig asfaltweggetje en een bomenlaan bereik ik wederom een ruig graspad tussen de bosrand en de wetlands. Ik zie een ooievaar in het hoge, goudgele gras en drie reeën zetten het op een vluchten voordat ik mijn telefoon te pakken heb om ze te fotograferen. Niet lang daarna is het pad over een lengte van zo'n tien meter geannexeerd door een vennetje; voordat ik op het lumineuze idee kom er met een wijde boog omheen te gaan zijn mijn schoenen al herschapen in een voetenbadje. Soppend geniet ik van een eikenlaan en nog maar eens een drassig graspad langs het natte ecosysteem.
Een zandpad dwars over een heideveld met jeneverbesstruiken, vliegdennen en ranke berkenboompjes lijkt een passend slotakkoord, maar dan heb ik buiten de tuinbeeldenboerderij gerekend, gevestigd in meerdere opstallen aan de Hoofdstraat in Schoonloo. Er is een kinderboerderij-achtig tafereeltje gerealiseerd met beelden van typische kinderboerderijdieren, aangevuld met een verdwaalde orang-oetan of twee. In de aanpalende voortuin staan onder meer een paar olifanten, een nep-moai, een protserige fontein, een kussend paartje in Romeinse stijl, een replica van het Vrijheidsbeeld, de enigszins verweerde Blues Brothers en de verplichte boeddha's. Wanneer ik uitbewonderd denk te zijn, blijkt zich schuin tegenover het beschrevene nog een winkel op te houden met honderden, zo niet duizenden buiten uitgestalde ornamenten, het ene nog smakelozer dan het andere.
De eerste paar kilometers leiden door Cubyland, ofwel in het dagelijkse taalgebruik: boswachterij Grolloo. Elk moment verwacht ik Johan Derksen met zijn labradoedel en geurspoor van sigarenrook tegen te komen, maar het rijkbesnorde geweten van een bepaalde Nederlandse groepering houdt zich vermoedelijk schuil in zijn gedateerdebluesgrot. Na het oversteken van de provinciale weg betreed ik boswachterij Schoonloo en ik bewandel na wat vijven en zessen een verruigd pad met rommelig bos aan mijn rechterhand en aan mijn linkerhand een houtwal met knoestige bomen en daarachter het even fraaie als vochtige beekdal van de Elperstroom. Ik geniet van de intense rust en de zon blaast ook haar partijtje mee.
Ik volg geruime tijd een karrenspoor tussen de velden en via een rustig asfaltweggetje en een bomenlaan bereik ik wederom een ruig graspad tussen de bosrand en de wetlands. Ik zie een ooievaar in het hoge, goudgele gras en drie reeën zetten het op een vluchten voordat ik mijn telefoon te pakken heb om ze te fotograferen. Niet lang daarna is het pad over een lengte van zo'n tien meter geannexeerd door een vennetje; voordat ik op het lumineuze idee kom er met een wijde boog omheen te gaan zijn mijn schoenen al herschapen in een voetenbadje. Soppend geniet ik van een eikenlaan en nog maar eens een drassig graspad langs het natte ecosysteem.
Een zandpad dwars over een heideveld met jeneverbesstruiken, vliegdennen en ranke berkenboompjes lijkt een passend slotakkoord, maar dan heb ik buiten de tuinbeeldenboerderij gerekend, gevestigd in meerdere opstallen aan de Hoofdstraat in Schoonloo. Er is een kinderboerderij-achtig tafereeltje gerealiseerd met beelden van typische kinderboerderijdieren, aangevuld met een verdwaalde orang-oetan of twee. In de aanpalende voortuin staan onder meer een paar olifanten, een nep-moai, een protserige fontein, een kussend paartje in Romeinse stijl, een replica van het Vrijheidsbeeld, de enigszins verweerde Blues Brothers en de verplichte boeddha's. Wanneer ik uitbewonderd denk te zijn, blijkt zich schuin tegenover het beschrevene nog een winkel op te houden met honderden, zo niet duizenden buiten uitgestalde ornamenten, het ene nog smakelozer dan het andere.
Dag 6: Trage Tocht Schoonloo
Vrijdag 16 april 2021
Ik parkeer de auto bij een zonovergoten excursieschuur van Staatsbosbeheer onder de rook van Schoonloo. Vrijwel meteen volg ik een brede bosrandweg die gisteren ook al deel uitmaakte van de route, maar na een kilometer sla ik voor paardenweides linksaf de boswachterij Grolloo in en kent de rondwandeling geen doublures meer ten opzichte van die van gisteren.
Naast de tuinbeeldenboerderij en de zogeheten Trekkerskei staan Schoonloo en haar omgeving bekend om de uitgestrekte productiebossen. Kaarsrechte, ruime boswegen en percelen waar dennen- dan wel loofbomen in keurige rotten zijn aangeplant zijn niet wat je zegt kaasje geblazen voor de gemiddelde wandelaar, en toch is dat precies wat ik voorgeschoteld krijg. Na een klein uur wandelcorvee gaat de amusementswaarde in de lift: de verschillende stadia van natuurontwikkeling trekken aan me voorbij. Nu eens zijn er alleen nog maar bomen gekapt en is er sprake van een zooitje ongeregeld met boomstronken en losliggende takken, dan weer is er al sprake van een nat gebied tjokvol vennetjes en plakkaten al dan niet vergraste heide. Vermoedelijk in verband met het herinrichten van het monotone terrein tot een voor mens en dier aantrekkelijk natuurgebied wordt hier en daar het gebruik van paden niet per se verboden, maar wel degelijk door de beheerder ontmoedigd middels het opwerpen van blokkades, bestaande uit takkenbossen of complete boomstammen, en het verwijderen van overstapjes bij hekken. Scribent dezes wordt genadeloos geconfronteerd met zijn stramme lijf en leden, maar krijgt er wel wat voor terug, te weten even interessante als avontuurlijke paadjes.
Mij is nog een doorkijkje op de de radiosterrenwacht vergund, en even verderop kan ik vanaf een uitkijktoren de twee meest oostelijke schotelantennes bewonderen, die merkwaardig genoeg op een kilometer afstand van de andere twaalf zijn gepositioneerd.
De Trage Tocht overlapt gedurende een stief uurtje met het Sprokkelspoor, een door Staatsbosbeheer onderhouden en speciaal voor kinderen ontworpen route; tekens in de vorm van een bosmier wijzen me de weg. Het blijkt een zeer attractieve passage met smalle paadjes die kronkelen, slingeren, meanderen en chicaneren doorheen de verscheidene landschappen die de boswachterij rijk is. Een heuse kasseienstrook leidt me terug naar de parkeerplaats.
Omdat ik later een extra nacht heb geboekt in het hotel, maar mijn kamer voor de overige nachten niet meer beschikbaar was, lig ik vannacht op een half oor in de nog luxueuzere Vincent van Gogh-themakamer.
Naast de tuinbeeldenboerderij en de zogeheten Trekkerskei staan Schoonloo en haar omgeving bekend om de uitgestrekte productiebossen. Kaarsrechte, ruime boswegen en percelen waar dennen- dan wel loofbomen in keurige rotten zijn aangeplant zijn niet wat je zegt kaasje geblazen voor de gemiddelde wandelaar, en toch is dat precies wat ik voorgeschoteld krijg. Na een klein uur wandelcorvee gaat de amusementswaarde in de lift: de verschillende stadia van natuurontwikkeling trekken aan me voorbij. Nu eens zijn er alleen nog maar bomen gekapt en is er sprake van een zooitje ongeregeld met boomstronken en losliggende takken, dan weer is er al sprake van een nat gebied tjokvol vennetjes en plakkaten al dan niet vergraste heide. Vermoedelijk in verband met het herinrichten van het monotone terrein tot een voor mens en dier aantrekkelijk natuurgebied wordt hier en daar het gebruik van paden niet per se verboden, maar wel degelijk door de beheerder ontmoedigd middels het opwerpen van blokkades, bestaande uit takkenbossen of complete boomstammen, en het verwijderen van overstapjes bij hekken. Scribent dezes wordt genadeloos geconfronteerd met zijn stramme lijf en leden, maar krijgt er wel wat voor terug, te weten even interessante als avontuurlijke paadjes.
Mij is nog een doorkijkje op de de radiosterrenwacht vergund, en even verderop kan ik vanaf een uitkijktoren de twee meest oostelijke schotelantennes bewonderen, die merkwaardig genoeg op een kilometer afstand van de andere twaalf zijn gepositioneerd.
De Trage Tocht overlapt gedurende een stief uurtje met het Sprokkelspoor, een door Staatsbosbeheer onderhouden en speciaal voor kinderen ontworpen route; tekens in de vorm van een bosmier wijzen me de weg. Het blijkt een zeer attractieve passage met smalle paadjes die kronkelen, slingeren, meanderen en chicaneren doorheen de verscheidene landschappen die de boswachterij rijk is. Een heuse kasseienstrook leidt me terug naar de parkeerplaats.
Omdat ik later een extra nacht heb geboekt in het hotel, maar mijn kamer voor de overige nachten niet meer beschikbaar was, lig ik vannacht op een half oor in de nog luxueuzere Vincent van Gogh-themakamer.
Dag 7: Trage Tocht Lhee
Zaterdag 17 april 2021
Mijn verblijf in Drenthe eindigt zoals het begon: met een Trage Tocht in Nationaal Park Dwingelderveld. De buurtschap Lhee, het startpunt van de wandeling, is een puntgaaf voorbeeld van een brinkdorp: rondom de centrale, open ruimte, die bestaat uit gras, bomen en onverharde weggetjes – de feitelijke brink – staat een aantal boerderijen met rieten daken die een feest zijn voor het oog. Ik durf wel te beweren dat Orvelte een poor man's Lhee is.
Een boerenlandweg leidt me weg van Lhee, waarna een onopvallend bospaadje langs een diepe greppel me naar de westelijke hoek brengt van het enorme heideveld in het zuidelijke deel van het nationaal park. De route kronkelt langs de rand van wat het grootste natteheidegebied van West-Europa is en loopt door bospercelen en langs vennen. Ter hoogte van het bezoekerscentrum sla ik een zandweg in dwars over de grote, stille Dwingeloosche Heide, die ik ruim drie kilometer blijf volgen. De wind heeft vrij spel, maar door de overvloedige zonneschijn voelt het lenteachtig aan en kan ik met een laagje kleding minder toe. Overal om me heen zie ik natuur, een zeldzaamheid in Nederland; de smokende schoorsteen van de afvalverwerkingscentrale in Wijster aan de einder en de oude radiotelescoop van Dwingeloo in de bosrand zijn de luttele niet-natuurlijke elementen in mijn blikveld.
Via een graspad langs jeneverbesstruwelen, een paar grafheuvels en een vennetje verlaat ik de heide. Mulle paadjes door een voormalige stuifzandvlakte die begin twintigste eeuw is beplant wijzen me de weg naar de Lheeder brink.
Een boerenlandweg leidt me weg van Lhee, waarna een onopvallend bospaadje langs een diepe greppel me naar de westelijke hoek brengt van het enorme heideveld in het zuidelijke deel van het nationaal park. De route kronkelt langs de rand van wat het grootste natteheidegebied van West-Europa is en loopt door bospercelen en langs vennen. Ter hoogte van het bezoekerscentrum sla ik een zandweg in dwars over de grote, stille Dwingeloosche Heide, die ik ruim drie kilometer blijf volgen. De wind heeft vrij spel, maar door de overvloedige zonneschijn voelt het lenteachtig aan en kan ik met een laagje kleding minder toe. Overal om me heen zie ik natuur, een zeldzaamheid in Nederland; de smokende schoorsteen van de afvalverwerkingscentrale in Wijster aan de einder en de oude radiotelescoop van Dwingeloo in de bosrand zijn de luttele niet-natuurlijke elementen in mijn blikveld.
Via een graspad langs jeneverbesstruwelen, een paar grafheuvels en een vennetje verlaat ik de heide. Mulle paadjes door een voormalige stuifzandvlakte die begin twintigste eeuw is beplant wijzen me de weg naar de Lheeder brink.