Messentrekker
Een trektocht rond messenstad Solingen
Hoewel Nederland sedert de ingebruikname van het Pieterpad veertig jaar geleden door alle daaropvolgend toegevoegde wandelinfrastructuur gemiddeld een meter is gezakt, zijn gemarkeerde routes rond steden een opmerkelijk schaars fenomeen. Hoe anders is dat in de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen: de Mülheimer Rundweg, de Wuppertaler Rundweg en de Leverkusener Rundweg vormen daar slechts een bescheiden greep uit het aanbod van paden die dorpen en steden plegen te omsluiten. In een lang weekend hoop ik Solingen te ronden, goeddeels over het zogeheten Klingenpfad, welke naam te danken is aan de scharen- en messenindustrie waarmee de tussen de A3 en de Wupper gesandwichte plaats wijd dan wel zijd bekendheid heeft verworven.
Dag 1: Alverna – Solingen-Burg
Vrijdag 12 mei 2023
Na een laatste stiefe halve dag arbeiden dirigeert de TomTom mij naar de stad die anno 2023 het 30-jarige bestaan van het plaatselijke Laurel-und-Hardy-Museum viert – dat overigens alleen in het laatste weekend van een maand naar keuze geopend is. Solingen is, zoals het naburige Wuppertal en, in Nederland, Eindhoven, een plaats die annexeren tot kunst heeft verheven; het kleine, afgelegen stadsdeel Burg, genoemd naar het gelijknamige slot in de schaduw waarvan mijn hotel is gesitueerd, is danig geaccidenteerd, waardoor het na anderhalf uur Autobahncorvee uit is met Het Nieuwe Rijden.
Mijn kamer grenst aan een gangetje waar nog een stapeltje bakstenen en resthout ligt van een recente verbouwing. Ik heb de beschikking over een splinternieuwe badkamer, maar voor het overige klinkt de muffe echo uit de jaren vijftig, inclusief het daaraan gelieerde aftakelingsproces en het ontbreken van plinten. Voor een nachtje voldoet het echter, zeker vermits is voorzien in een dusdanig aantal stopcontacten dat een kloeke device farm kan worden opgeladen en de raampartij en het balkon struweelgericht zijn.
Vermits de exploitanten een Ruhetag genieten, heb ik een tafeltje besproken in het aan gene zijde van de straat gelegen hotel-restaurant (gebruikte kleuren: bruin, groen en zalmroze), alwaar een schnitzel en asperges worden weggespoeld met een Bergisches Landbier. De reservatie plaatste ik voor de kat z'n viool: ik ben de enige gast. Het eten is voortreffelijk.
Na het amper verdiende feestmaal loop ik nog een rondje om het goeddeels in de steigers staande Schloss Burg, dat baadt in het zachte avondlicht van de zon en dat als achtergrond fungeert voor een kiekje van een opgevoerde, letterlijk laag-bij-de-grondse VW Golf met fonkelende pronkvelgen dat door de vriendelijk groetende eigenaar getrokken wordt. De terrassen en de louter in typisch Bergse vakwerkhuizen gevestigde horecae die als een heksenkring om het kasteel liggen zijn uitgestorven.
Mijn kamer grenst aan een gangetje waar nog een stapeltje bakstenen en resthout ligt van een recente verbouwing. Ik heb de beschikking over een splinternieuwe badkamer, maar voor het overige klinkt de muffe echo uit de jaren vijftig, inclusief het daaraan gelieerde aftakelingsproces en het ontbreken van plinten. Voor een nachtje voldoet het echter, zeker vermits is voorzien in een dusdanig aantal stopcontacten dat een kloeke device farm kan worden opgeladen en de raampartij en het balkon struweelgericht zijn.
Vermits de exploitanten een Ruhetag genieten, heb ik een tafeltje besproken in het aan gene zijde van de straat gelegen hotel-restaurant (gebruikte kleuren: bruin, groen en zalmroze), alwaar een schnitzel en asperges worden weggespoeld met een Bergisches Landbier. De reservatie plaatste ik voor de kat z'n viool: ik ben de enige gast. Het eten is voortreffelijk.
Na het amper verdiende feestmaal loop ik nog een rondje om het goeddeels in de steigers staande Schloss Burg, dat baadt in het zachte avondlicht van de zon en dat als achtergrond fungeert voor een kiekje van een opgevoerde, letterlijk laag-bij-de-grondse VW Golf met fonkelende pronkvelgen dat door de vriendelijk groetende eigenaar getrokken wordt. De terrassen en de louter in typisch Bergse vakwerkhuizen gevestigde horecae die als een heksenkring om het kasteel liggen zijn uitgestorven.
Dag 2: Solingen-Burg – Solingen-Gräfrath
Zaterdag 13 mei 2023
Een laat ontbijt.
Ik koop een Burger brezel op een van de twee adressen waar ze nog worden gebakken, waar zo weinig te doen is dat mevrouw de deur nog op slot heeft, en ga op weg, over de binnenplaats van Schloss Burg. Via haarspeldbochten afdalend passeer ik een fraai ensemble van vakwerkhuizen. Ik kom uit in de benedenstad, volg een weggetje met additionele traditionele opstallen en een achttiende-eeuwse begraafplaats en bereik zo het riviertje de Wupper. Dan volgt een prachtig, weelderig pad met het snelstromende water op gehoorsafstand. Middels een serie lichte stijgingen en dalingen langs overdadig groen en rotspartijen komt de hoogste spoorbrug van Duitsland, de Müngstener Brücke, in het spreekwoordelijke vizier. Mijn brezel is dan allang en breed verorberd, in droge toestand welteverstaan, terwijl het de lokale gewoonte is het krakelingvormige baksel in koffie dan wel thee te dopen.
Na het imposante stalen gevaarte blijf ik in het dal van de Wupper, nu met meer verkeerslawaai als herinnering aan het feit dat het Klingenpfad dwars door de Bergse stedendriehoek Wuppertal-Remscheid-Solingen is aangelegd. Verderop verstomt het geraas der auto's en waan ik me andermaal in de Eifel.
In het plaatsje Kohlfurth is het stadsgewoel terug van weggeweest. Ik laat een populair motorcafé rechts liggen en maak gebruik van een even oude als stalen spoorwegbrug teneinde de Wupper te kruisen. Het onderhavige begin- annex eindpunt van een museumlijn is vooralsnog zonovergoten, maar boven de zuidelijke einder prijken de vervaagde bovenzijdes van onvervalste cumulonimbi. Een tunneltje onder het enkelspoor brengt me in een rommelig beekdalletje dat ik noordwaarts doorkruis. De klim uit het dal wordt beloond met een prachtig uitzicht over een Windows-achtergrond. Ik ben niet voor de eerste maal even van het Klingenpfad afgeweken, dit keer ten faveure van een royaal gravelpad doorheen een bosrijk dal. Ten slotte stuit ik op een bruisende, buitelende beek die ik even naar links volg tot deze in de Wupper uitmondt. Laatstgenoemde bedwing ik via een fietsbrug, waarna ik de lange, doch geleidelijke klim naar Gräfrath aanvaard, aanvankelijk parallel aan een beek en later over een geasfalteerde lindelaan dwars door de velden, met links en rechts uitzicht op het met dreigende stapelwolken bezwangerde uitspansel. Een pad door een park komt uit op de oude markt, waarvan de historische panden aan het oog worden onttrokken door bierkramen en podia, en waar 's mans trommelvliezen uit pure wanhoop hersenstamwaarts worden gezogen, dit alles in het kader van het Gräfrather Marktfest. Het hotel geeft me een kamer in een dependance rechtstreeks grenzend aan het feestgedruis – de halve marktplaats blijkt later uit bijgebouwen van het hotel te bestaan – met een druk hamburger- en bierverkooppunt haast in mijn bed. Na veel vijven en zessen krijg ik een minder gehorige (lees: vier Schiphols minder) kamer in het hoofdpand, hoewel de potentiële verzachting van het leed inmiddels ook uit de hemel valt. Eten geschiedt in de plaatselijke kloosterbrouwerij, waar ik in het Engels word ontvangen (only in Amsterdam my ass), de vrouw des huizes, behept met een door kettingroken aangetaste stem, mij de tafel wijst en Manuel mijn parelende Zwickeltje serveert. Bruschetta, zalm, pannacotta; gedrieën goed.
Het niveau van het Eurovisiesongfestival ligt menig treetje hoger dan dat van het muziekfeest op het plein. Jan Schmidt vertelt met zware Bundesliga-stem precies wat de kijker al ziet, hetgeen verrassend verfrissend werkt. Als de urenlange puntentelling wordt ingestart, valt een deken van rust over het dorp.
Ik koop een Burger brezel op een van de twee adressen waar ze nog worden gebakken, waar zo weinig te doen is dat mevrouw de deur nog op slot heeft, en ga op weg, over de binnenplaats van Schloss Burg. Via haarspeldbochten afdalend passeer ik een fraai ensemble van vakwerkhuizen. Ik kom uit in de benedenstad, volg een weggetje met additionele traditionele opstallen en een achttiende-eeuwse begraafplaats en bereik zo het riviertje de Wupper. Dan volgt een prachtig, weelderig pad met het snelstromende water op gehoorsafstand. Middels een serie lichte stijgingen en dalingen langs overdadig groen en rotspartijen komt de hoogste spoorbrug van Duitsland, de Müngstener Brücke, in het spreekwoordelijke vizier. Mijn brezel is dan allang en breed verorberd, in droge toestand welteverstaan, terwijl het de lokale gewoonte is het krakelingvormige baksel in koffie dan wel thee te dopen.
Na het imposante stalen gevaarte blijf ik in het dal van de Wupper, nu met meer verkeerslawaai als herinnering aan het feit dat het Klingenpfad dwars door de Bergse stedendriehoek Wuppertal-Remscheid-Solingen is aangelegd. Verderop verstomt het geraas der auto's en waan ik me andermaal in de Eifel.
In het plaatsje Kohlfurth is het stadsgewoel terug van weggeweest. Ik laat een populair motorcafé rechts liggen en maak gebruik van een even oude als stalen spoorwegbrug teneinde de Wupper te kruisen. Het onderhavige begin- annex eindpunt van een museumlijn is vooralsnog zonovergoten, maar boven de zuidelijke einder prijken de vervaagde bovenzijdes van onvervalste cumulonimbi. Een tunneltje onder het enkelspoor brengt me in een rommelig beekdalletje dat ik noordwaarts doorkruis. De klim uit het dal wordt beloond met een prachtig uitzicht over een Windows-achtergrond. Ik ben niet voor de eerste maal even van het Klingenpfad afgeweken, dit keer ten faveure van een royaal gravelpad doorheen een bosrijk dal. Ten slotte stuit ik op een bruisende, buitelende beek die ik even naar links volg tot deze in de Wupper uitmondt. Laatstgenoemde bedwing ik via een fietsbrug, waarna ik de lange, doch geleidelijke klim naar Gräfrath aanvaard, aanvankelijk parallel aan een beek en later over een geasfalteerde lindelaan dwars door de velden, met links en rechts uitzicht op het met dreigende stapelwolken bezwangerde uitspansel. Een pad door een park komt uit op de oude markt, waarvan de historische panden aan het oog worden onttrokken door bierkramen en podia, en waar 's mans trommelvliezen uit pure wanhoop hersenstamwaarts worden gezogen, dit alles in het kader van het Gräfrather Marktfest. Het hotel geeft me een kamer in een dependance rechtstreeks grenzend aan het feestgedruis – de halve marktplaats blijkt later uit bijgebouwen van het hotel te bestaan – met een druk hamburger- en bierverkooppunt haast in mijn bed. Na veel vijven en zessen krijg ik een minder gehorige (lees: vier Schiphols minder) kamer in het hoofdpand, hoewel de potentiële verzachting van het leed inmiddels ook uit de hemel valt. Eten geschiedt in de plaatselijke kloosterbrouwerij, waar ik in het Engels word ontvangen (only in Amsterdam my ass), de vrouw des huizes, behept met een door kettingroken aangetaste stem, mij de tafel wijst en Manuel mijn parelende Zwickeltje serveert. Bruschetta, zalm, pannacotta; gedrieën goed.
Het niveau van het Eurovisiesongfestival ligt menig treetje hoger dan dat van het muziekfeest op het plein. Jan Schmidt vertelt met zware Bundesliga-stem precies wat de kijker al ziet, hetgeen verrassend verfrissend werkt. Als de urenlange puntentelling wordt ingestart, valt een deken van rust over het dorp.
Dag 3: Solingen-Gräfrath – Solingen-Ohligs
Zondag 14 mei 2023
Stralend weer. Terwijl de lokale DAR het marktplein letterlijk schoonveegt verlaat ik de bebouwde kom en volg ik een dalend pad door het Holzbachertal, waar het beekje zich, getuige de steile oevers, diep in het landschap ingevreten heeft. Met zijn houtwallen en golvende weides vormt het nu reeds het eerste hoogtepunt van de dag. Kilometerslang kust het pad de bosrand of loopt het door het geboomte.
Na twee uur wandelen verlaat ik ter hoogte van het voormalige kasteel Caspersbroich het beekdallandschap en moet ik een razende ICE voor laten gaan – een Duitslandbrede spoorwegstaking is tot nader orde opgeschort. Aan beide zijden van de overweg staan tuinstoelen ten behoeve van de wandelaarsrust.
De route blijft een tijdlang rond het spoor kronkelen, over rustige straatjes met goedkope Faller-huisjes op ware grootte (zowel formaat als WOZ-waarde). Ik dwaal door de rafelrand van Solingen, passeer een Duits-Indiaas restaurant en betreed dan de Ohligser Heide, waar ik een bankje vind om te lunchen. Het hotel heeft drie zeer dik belegde broodjes meegegeven; wellicht een goedmakertje, maar daarom niet minder lekker.
Gelaafd en gevoederd neem ik een pad over de vergraste heide en door een park, waarna op een bosweg een stukje bermtoerisme naar de tegemoetkomende kudde van honderden schapen toe volgt.
Aan de straat Krüdersheide ligt een roedel kekke optrekjes.
Uiteindelijk bereik ik de bebouwing van het stadsdeel Ohligs, waar ik het Klingenpfad verlaat en het spoor volg via het station van Ohligs (heden ten dage Solingen Hbf) tot bij mijn onderkomen. Het betonnen gribuspand doet het ergste vermoeden, maar binnen is niets minder waar. Er is zelfs voorzien in een transparante lift.
Via de winkelpromenade, die half open ligt, en de markt die geen markt is en die bovendien half open ligt, wandel ik naar de plaatselijke griek. Solingen, of specifieker Ohligs, blijkt een van de poor man's Charlerois die Duitsland herbergt, maar wel een poor man's Charleroi waar voor het eerst in 2023 buiten wordt gegeten.
Ofschoon mijn lamskoteletje Hiske Versprille-proof is, is het snijden ervan een ware beproeving; dat mag opvallend worden genoemd, in een stad die zichzelf als messenstad op de kaart heeft gezet.
Na twee uur wandelen verlaat ik ter hoogte van het voormalige kasteel Caspersbroich het beekdallandschap en moet ik een razende ICE voor laten gaan – een Duitslandbrede spoorwegstaking is tot nader orde opgeschort. Aan beide zijden van de overweg staan tuinstoelen ten behoeve van de wandelaarsrust.
De route blijft een tijdlang rond het spoor kronkelen, over rustige straatjes met goedkope Faller-huisjes op ware grootte (zowel formaat als WOZ-waarde). Ik dwaal door de rafelrand van Solingen, passeer een Duits-Indiaas restaurant en betreed dan de Ohligser Heide, waar ik een bankje vind om te lunchen. Het hotel heeft drie zeer dik belegde broodjes meegegeven; wellicht een goedmakertje, maar daarom niet minder lekker.
Gelaafd en gevoederd neem ik een pad over de vergraste heide en door een park, waarna op een bosweg een stukje bermtoerisme naar de tegemoetkomende kudde van honderden schapen toe volgt.
Aan de straat Krüdersheide ligt een roedel kekke optrekjes.
Uiteindelijk bereik ik de bebouwing van het stadsdeel Ohligs, waar ik het Klingenpfad verlaat en het spoor volg via het station van Ohligs (heden ten dage Solingen Hbf) tot bij mijn onderkomen. Het betonnen gribuspand doet het ergste vermoeden, maar binnen is niets minder waar. Er is zelfs voorzien in een transparante lift.
Via de winkelpromenade, die half open ligt, en de markt die geen markt is en die bovendien half open ligt, wandel ik naar de plaatselijke griek. Solingen, of specifieker Ohligs, blijkt een van de poor man's Charlerois die Duitsland herbergt, maar wel een poor man's Charleroi waar voor het eerst in 2023 buiten wordt gegeten.
Ofschoon mijn lamskoteletje Hiske Versprille-proof is, is het snijden ervan een ware beproeving; dat mag opvallend worden genoemd, in een stad die zichzelf als messenstad op de kaart heeft gezet.
Dag 4: Solingen-Ohligs – Solingen-Burg – Alverna
Maandag 15 mei 2023
Grijs en fris. Ik volg het spoor en pak het Klingenpfad weer op op de T-kruising waar ik het gisteren verliet. Ondanks de verre van fraaie aanloopkilometer kost het me geen moeite de verleiding te weerstaan van het nemen van een van de vele mintgroene E-steps die doorheen de stad slingeren. Ten langen leste buig ik van het spoor af, waarna paden door saai gemeentelijk groen, hier en daar rakend aan woonwijken, me bij de Wupper brengen, die me bijna tot het eindpunt zal vergezellen. Langzaam maar zeker ben ik uit de invloedssfeer van de stad geraakt.
Onmiddellijk passeer ik een rond 1600 gerealiseerde watermolen, de laatste van 26 slijpmolens langs de Wupper die heden ten dage nog in gebruik is.
Nordic walkingstokken zijn hier ook nog in gebruik, getuige de twee bejaarde dames die, in felle regenkledij gestoken, passeren. De sport is, net als matjes en halveliterblikken bier nuttigen in het openbaar, een fenomeen dat je in Duitsland nog regelmatig aantreft en elders ter wereld nagenoeg is uitgestorven.
Ter hoogte van een paar huizen breekt de bewolking en de zon door.
Steeds volg ik de rivier, nu eens onder een bladerdak, dan weer door de uiterwaarden die zijn verlevendigd middels vakwerkhuizen. De talrijke horecagelegenheden houden Ruhetag dan wel zijn failliet, maar langs de oever staan plenty bankjes. Daar waar de Wupper scherp afbuigt heb ik zicht op de hoge, beboste steilwand aan gene zijde van het dal.
Ik eet mijn brood en wandel door Balkhausen, een zelfverklarende naam voor onderhavige verzameling oogstrelende vakwerkhuizen. Al snel volgen een paar venijnige klimmetjes en evenzovele bankjes met jofel uitzicht. Het gaat op en neer door het bos en ter hoogte van een midgetgolfbaan steek ik voor de laatste keer de Wupper over. Na een rommelig stuk vol kaphout en hekwerken ben ik uitgewupperd en verschijnt het eindpunt, het zonnebadende Schloss Burg, in het blikveld. Bij een uitzichtkoepel ga ik nog één keer in de ankers voor de slotklim naar het kasteel en mijn bolide.
Onmiddellijk passeer ik een rond 1600 gerealiseerde watermolen, de laatste van 26 slijpmolens langs de Wupper die heden ten dage nog in gebruik is.
Nordic walkingstokken zijn hier ook nog in gebruik, getuige de twee bejaarde dames die, in felle regenkledij gestoken, passeren. De sport is, net als matjes en halveliterblikken bier nuttigen in het openbaar, een fenomeen dat je in Duitsland nog regelmatig aantreft en elders ter wereld nagenoeg is uitgestorven.
Ter hoogte van een paar huizen breekt de bewolking en de zon door.
Steeds volg ik de rivier, nu eens onder een bladerdak, dan weer door de uiterwaarden die zijn verlevendigd middels vakwerkhuizen. De talrijke horecagelegenheden houden Ruhetag dan wel zijn failliet, maar langs de oever staan plenty bankjes. Daar waar de Wupper scherp afbuigt heb ik zicht op de hoge, beboste steilwand aan gene zijde van het dal.
Ik eet mijn brood en wandel door Balkhausen, een zelfverklarende naam voor onderhavige verzameling oogstrelende vakwerkhuizen. Al snel volgen een paar venijnige klimmetjes en evenzovele bankjes met jofel uitzicht. Het gaat op en neer door het bos en ter hoogte van een midgetgolfbaan steek ik voor de laatste keer de Wupper over. Na een rommelig stuk vol kaphout en hekwerken ben ik uitgewupperd en verschijnt het eindpunt, het zonnebadende Schloss Burg, in het blikveld. Bij een uitzichtkoepel ga ik nog één keer in de ankers voor de slotklim naar het kasteel en mijn bolide.